Blog: Mijn DBS operatie (Deel 2.)
22 juni 2023
Het volgende gedeelte vond voor en in de zomervakantie plaats. Deze keer was het ziekenhuis Leyenburg in Den Haag “the place to go”. Door de vakantie van de diverse doktoren was het een verspreid schema. Het begon op een warme zomerdag met de neuro-psycholoog, die een aantal onderdelen van de eerdere tests herhaalde.
Een aardige man, maar volgens mij een zinloos onderzoek.
Zinvoller (zo zou ik achteraf bemerken) was de ontmoeting met de fysiotherapeute Irene. Zij liet mij allerlei oefeningen en testjes doen. Helaas was ik erg-ON, zo dat ze een eenzijdige indruk van mij kreeg. Dat gold ook voor Dr. Contarino die we na lang wachten konden ontmoeten. Ik mocht na twee uur ‘s middags geen medicijnen nemen, maar om 5 uur was ik nog –ON. Zij vertelde nog een keer het verloop van de operatie en zij liet het kastje zien dat onder mijn huid geplaatst zou worden. Het formaat viel mij tegen: het was een fors pakje sigaretten. Zij liet ook de elektroden zien die door een buisje mijn hersens ingeduwd zouden worden.
Ik kreeg de opdracht van dokter Contarino om een week voor de operatie te stoppen met medicijnen. Gelukkig nuanceerde ze dat en was het zelfs toegestaan om nog Sinemet te slikken op de dag voor de operatie. Toch waren de laatste dagen voor de operatie niet gemakkelijk .Op de zondag voor de operatie sloop er angst binnen en daar werd ik door overvallen. Wat ik aan oefeningen deed, Emotinal Freedom Techniques toepaste, het hielp allemaal niet. Het stoppen met medicijnen had niet alleen lichamelijke gevolgen, maar werkte ook in op mijn emoties. Eindelijk was het zondagmiddag 4 uur en konden we naar het ziekenhuis. Wanneer ik dit opschrijf komen de angstkriebels weer terug. Afschuwelijk!!
In het ziekenhuis werd ik doorverwezen naar de 10e verdieping en daar bleek bijna een soort hotel te zijn, waar iedere patiënt een eigen kamer heeft en mag kiezen wat hij wil eten. Tevens is er een computer beschikbaar waarop je ook televisie kunt kijken. En konden er gasten blijven slapen. Toch had ik weinig oog voor dat ziekenhuis nieuwe stijl. Ik kreeg een intake van een zuster die vol ontzag naar me keek toen ik haar vertelde dat ik een DBS zou ondergaan.
Toen sloegen de stoppen door. Ik had het gevoel dat ik in een diepe kuil viel en ik kon er niet meer uit. Dankzij een pilletje tegen de angst en de dwingende ogen van Loes ontstond er weer wat rust. Loes besloot om te blijven slapen en dat vond ik prettig.
Tijdens het langzaam donker worden keek ik naar buiten en zag ik mijn jeugd voor me. In de wijk voor het ziekenhuis lag de straat waar ik gewoond heb tussen mijn 8e en 18e jaar. De Paaskerk stond tegenover ons huis en die was gemakkelijk te zien.Ik herinnerde mij tochten op het terrein waar het ziekenhuis stond op zondagmorgen met de buurtkinderen om katjes te gaan plukken. De lagere school waarop ik had gezeten en allerlei plekken waar ik was geweest in een periode die voor mij belangrijk was.
Van de zondagavond kan ik me verder weinig herinneren. Ik weet dat Johan Simons (ons wel bekend van de Emiliehoeve) zomergast was, maar ik werd ook bezig gehouden door broeders en zusters die bij mij een infuus probeerden aan te brengen. Het infuus mocht niet bij mijn pols of elleboog geplaatst worden in verband met de oefeningen die ik moest doen tijdens de operatie. Pas om half 1 ’s nachts kwam er een broeder van de nachtdienst die het goede plekje vond, maar tevens mij wakker maakte uit mijn lichte slaap. We hebben niet veel geslapen die nacht. Ik herinnerde mij dat ik thuis ook wel sliep op Madopar. Ondanks het verbod heb ik er twee genomen en toch nog wat geslapen.
Rond half 6 ging het gordijn naar de gang open. De grote dag stond op het punt te beginnen. Ik was blij dat Loes er was. Ik werd voorzichtig gewassen en kreeg een operatiehemd en witte kousen aan(tegen de trombose ). Ik mocht niet eten of drinken. Ik kreeg ook een katheter. Het zag er eng uit met lange, dunne slangen, maar uiteindelijk viel het mee. Op naar de 2e verdieping, naar de operatieafdeling. Het was vreemd om zo rond gereden te worden. Ik had zo vaak andere mensen op hun ziekenhuisbed door de gangen zien rijden en nu lag ik er zelf in. Ik werd eerst naar de MRI scan gebracht. Daar maakte ik kennis met Nelleke, een verpleegkundige die de gevleugelde woorden sprak: “U kunt vandaag niet lastig zijn”. Zij vertelde iedere keer wat er ging gebeuren en wat er pijn zou kunnen doen. Zij was geweldig en ze heeft me echt door de dag heen gesleept.
De neurochirurg kwam eerst met zijn meccanodoos om een soort masker om mijn hoofd heen te bouwen. Ik kreeg 4 pijnverdovende prikken (die pijn deden) en daarna werd op 4 plekken een schroef aangedraaid. Na een aantal minuten ontstond er wat onrust: Mijn hoofd paste niet in de scan-vorm. “Geen scan, geen operatie” mompelde de neurochirurg. Er kwam flink wat duw- en trekwerk aan te pas voordat ik de scan in kon. Ik voelde me als een taart die in de oven werd geschoven. Het was allemaal erg ongemakkelijk en ik voelde me alleen toen ik daar temidden van het oorlogsgeweld lag. Gelukkig hield Loes mijn voeten vast en duurde het maar 10 minuten. De 2e ronde duurde ook 10 minuten, maar het geluid was een stuk minder zei de man van de MRI scan. Ik weet niet of hij een gehoorprobleem heeft, want de herrie was 2 keer zo hard. Afschuwelijk. Ik weet nog me dat ik me onverzettelijk voelde en ik wist zeker dat ik dit ging volhouden. Al zou dit een uur duren, ik zou het volhouden. Ik verbaasde me over mijn standvastigheid en ik wist dat de paniek, de totale paniek hijgend op de loer lag om mij te bespringen. Na de scan werd ik naar de verkoeverkamergereden en namen de artsen de tijd om de boorbaan te berekenen. Nelleke legde uit wat er ging gebeuren en liet mij een uurtje alleen met Loes. Van dat uur weet ik niet veel meer, maar in mijn herinnering zie ik Nelleke aankomen, die nog een keer vertelt wat er gaat gebeuren en die me daarna meeneemt naar de operatiekamer. Een kort afscheid van Loes en daar ga ik.
De operatiekamer is een grote badkamer betegeld met groene tegels. Iedereen die daar rondloopt heeft een kapje op, zodat ik niet weet wie wie is. Ik mag nog een beetje zelf bepalen hoe ik mijn hoofd wil houden en dan word ik vastgeklonken aan de operatietafel. Ik lig vast en ik kan mijn hoofd geen millimeter bewegen. We beginnen met een tentje boven mijn hoofd op te zetten. Van het begin af aan heb ik pijn in mijn rug. Pas na 2 uur kan de narcotiseur wat pijnstillende middelen in het infuus doen enverdwijnt de pijn langzamerhand. Ik kan niet zien wat er verder gebeurt, maar er wordt van alles open gesneden en tenslotte wordt er in mijn schedel geboord. Omdat mijn schedel verdoofd is, voel ik geen pijn, maar het is wel een aparte sensatie. Daarna wordt er heel voorzichtig, een 1⁄2 mm. per keer buisjes in mijn hersens ingebracht. Het gaat zo voorzichtig omdat een botsing met een bloedvat fatale gevolgen kan hebben. Daar zal ik een paar weken later op een onaangename manier nog aan herinnerd worden. Uiteindelijk kwam de neurochirurg uit op de subthalamus nucleus, het einddoel van de reis door mijn brein. Nu werd de meest ideale plek gezocht en daar was mijn medewerking voor nodig. Omdat mijn spraakvermogen inde buurt ligt, wordt iedere keer mijn soepelheid bij mijn pols gekoppeld aan mijn vermogen om het zinnetje: ”Leentje leerde Lotje lopen” foutloos en zonder dubbele tong uit te spreken. Ik lijk soms wel een dronken tor. Vreemde sensatie om afhankelijk te zijn van de stroomstootjes.
Ga terug naar alle blogs van Hans de Rijke