Blog: Zullen we ruilen?
13 juli 2022
Niets geeft me zo’n vervelend gevoel, dan wanneer ze tegen me zeg-gen dat vergeetachtigheid bij de leeftijd hoort. Dat we allemaal wat stijver worden naarmate de leeftijd klimt, en emotioneler. Dat die din-gen niks met Parkinson te maken hebben.
Dat komt door mijn niet-motorische klachten. Omdat er in de ogen van anderen weinig of niets met me aan de hand is. Omdat ze niets aan me kunnen zien. Als iemand met een been in het gips rondrijdt in een rolstoel, is er niemand die daar vreemd van opkijkt. Omdat gevolg en oorzaak logisch bij elkaar passen.
Voor mij geldt die wet van oorzaak en gevolg ook. Mét een complicatie: anderen kunnen het verband tussen oorzaak en gevolg bij mij niet altijd zien, omdat er soms geen waarneembaar gevolg is. Je kunt toch niet aan me zien dat mijn reuk voor een goed deel is verdwenen? Of dat mijn stoelgang het soms dagen achter elkaar laat afweten? Of dat ik even vergeten ben hoe de afzuigkap werkt en hoe ik de voordeur ook alweer moet openmaken? En als dat zichtbare gevolg ontbreekt, is er dan wel een oorzaak? Ik snap die conclusie best. Het omgekeerde kan ook: dat alleen het gevolg maar wordt waargenomen, bijvoorbeeld dat ik mijn boodschappen niet heb afgerekend. Wie van dat gevolg de oorzaak niet kent, bedenkt er zijn eigen oorzaak wel bij! Ook dat snap ik best.
Ik vind de verwarring die dit veroorzaakt zo vervelend omdat ik in de ogen van die anderen een deel van mijn klachten ten onrechte relateer aan Park-inson. Dat voelt, alsof die anderen denken dat ik me aanstel.
Wat, als ik voortaan óók maar zou gaan vinden dat wat je niet ziet er niet is? Dat de rest van mijn klachten gewoon met mijn leeftijd te ma-ken heeft en niks met Parkinson. Dat de waslijst aan klachten die er dan nog overblijft, wel een andere oorzaak zal hebben: mijn geplak aan de grond, de jeuk onder mijn vel, mijn slechte reuk en mijn minder wordende smaak, mijn apathische buien, mijn constipatie, mijn onrust zo nu en dan, mijn vermoeidheid, mijn stijve benen, of het kapotte filter op mijn emoties en mijn handschrift dat verdwenen is. Daar zien die anderen immers in de gauwigheid niks van, tijdens een praatje pot in de supermarkt, tijdens zo maar een gezellig avondje met vrienden en bekenden, tijdens een bezoekje hier of daar of zo maar even met de buren over de heg. En kennelijk is het zo, dat wat je niet ziet er ook niet is.
Stel dat ik overstag zou gaan. Stel dat ik het ook over de boeg van mijn ouwe dag zou gooien. Zou ik dan geen Parkinson meer hebben? ‘Als het alleen maar mijn oude dag is, zullen we dan ruilen?’, is de vraag die vaak op het puntje van mijn tong ligt.
‘Gelijk oversteken?
Ik jouw ouwe dag en jij de mijne?’