Blog: Wie vragen stelt vindt af en toe een antwoord

Blog: Wie vragen stelt vindt af en toe een antwoord

21 april 2022 door Arnold Smeels

Voor controle is nodig dat je de feiten kent. Wie feiten wil kennen moet nieuwsgierig zijn. Wie nieuwsgierig is, stelt vragen. Wie vragen stelt, vindt af en toe een antwoord. Dat maakt je niet alwetend.

Het meeste van wat er te weten valt weet je dan nog steeds niet. Maar alle beetjes helpen. Ik wil feiten kennen over wat me mankeert. Dat ik Parkinson heb omdat de aanmaak van dopamine bij mij stokt, is me te weinig. Door hier en daar wat rond te snuffelen vind ik een paar antwoorden waar ik wat aan heb. Wie sommige vragen niet stelt uit angst voor de antwoorden, komt antwoorden tekort om te de feiten te kunnen kennen. Wie de feiten niet kent verliest de controle. Wie geen controle heeft, laat de keus aan een ander.                                                                                                                       

Wie de feiten wél kent kan er rekening mee houden als ze zich voor doen. Dat is al heel wat. Als ik in de toekomst had kunnen kijken en eerder zou hebben geweten dat ik in maart 2016 de diagnose Parkinson zou krijgen, had ik met die kennis de diagnose niet kunnen voorkomen. Maar nu mijn diagnose een feit is, kan ik wel op zoek gaan naar wat van die diagnose de gevolgen kunnen zijn. Zodat ik er rekening mee kan houden. Wat komt mij mogelijk nog te wachten te staan? Wat wil ik nog geregeld hebben, wat wil ik dat er vastgelegd wordt, welke leuke dingen wil ik nog doen? Rekening houden met de toekomst. Op wat voor manier dan ook. Je weet maar nooit. Weten dat je geen houvast hebt, is ook houvast.                                                                         

Vragen stellen kan op drie manieren. Goed en gedegen, dat wil zeggen dat ik mij echt in symptomen van de kwaal verdiep en voor lief neem dat ik daarbij op dingen stuit die ik misschien liever niet gezien had. Want leuk is het niet, te lezen dat de kans bestaat dat ik dement of invalide word. Of alle twee, als ik tijd van leven en een beetje pech heb. Ik kan ook selectief zijn in de vragen die ik stel. Als een struisvogel, met mijn kop in het zand. Dat heeft een voordeel: wat ik niet lees, waar ik niet naar kijk en wat ik niet hoor, is er niet. Als ik zó mijn vragen stel hoef ik er ook niet bang voor te zijn dat ik dement en invalide word. Tenslotte kan ik er ook voor kiezen om helemaal geen vragen te stellen en niks te lezen. Wat niet weet, wat niet deert. Wie dan leeft, dan zorgt. Daarmee is het probleem ook opgelost. Sommige mensen adviseren me dat laatste. ‘Je hoeft niet alles te weten. Dan haal je je alleen maar dingen in je hoofd die er niet zijn of die misschien nooit gebeuren’.                                                                                          

Wie bang is voor de tandarts kan er dagen van tevoren over inzitten wat hem allemaal zal overkomen als hij weerloos met zijn mond wagenwijd open bij die witte jas achterover in de stoel ligt. De mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest. Bij mij werkt het anders: ik vrees niet, maar word onrustig als ik het niet weet. Gelukkig zie en hoor ik op Parkinson-TV ook neurologen die mijn keuze snappen en hun patiënten juist aanmoedigen zich te verdiepen in de achtergronden van Parkinson. Met als argument: dan kun je de dingen nog doen die je graag zou willen doen, voordat het te laat is.                                                   

Oefening baart kunst. Wie nooit zoekt leert ook niet hoe hij moet zoeken. Wie veel zoekt wordt er een beetje behendig in en vindt af en toe een kluifje. Bijvoorbeeld, hoe het komt dat ik zo veel zoek. Als ik die vraag nooit aan mezelf had gesteld, had ik niet geweten dat die voortkomt uit mijn behoefte controle over dingen te hebben en uit mijn angst controle te verliezen. En als ik me nooit had afgevraagd waar die angst vandaan komt, had ik nooit geweten dat die voortkomt uit onzekerheid.    

Ga terug naar alle blogs van Arnold Smeels

Reacties

Terug naar boven