Extrastriatale 123I-FP-CIT binding bij de ziekte van Parkinson, dementie met Lewy lichaampjes en aanverwante ziekten
22 oktober 2018
Auteur: Merijn Joling
Ziekten als de ziekte van Parkinson (ZvP), dementie met Lewy lichaampjes (DLB), multisysteem atrofie (MSA) en progressieve supranucleaire paralyse (PSP) worden allen gekenmerkt door een aantal symptomen: langzaam bewegen (bradykinesie), stijfheid (rigiditeit), trillen van een of meerdere ledematen (tremor) en het soms moeilijk rechtop blijven staan (posturele instabiliteit). Deze symptomen worden samen ook wel motorsymptomen genoemd en een combinatie van bradykinesie met een of meer van de andere symptomen heet parkinsonisme. De ziekten met deze symptomen worden aangeduid als parkinsonismen.
Doordat er veel overlap van motorsymptomen is tussen de verschillende parkinsonismen is de ziekte van Parkinson in de eerste fasen door de arts soms moeilijk te onderscheiden van de andere parkinsonismen. Hoewel er overlap in symptomen is, verlopen parkinsonismen niet allemaal hetzelfde. De ene ziekte verloopt sneller en vervelender dan de ander. Hierom is het voor de patiënten belangrijk al vroeg duidelijkheid te krijgen over welke ziekte zij hebben, zodat zij optimaal behandeld en begeleid kunnen worden.
Afsterven neuronen
De symptomen bij parkinsonismen worden veroorzaakt door het afsterven van hersencellen, neuronen. Deze neuronen maken in de hersenen signaalstoffen als dopamine en serotonine die belangrijk zijn voor het goed laten verlopen van communicatie in de hersenen. Als deze stoffen minder aanwezig zijn wordt deze communicatie verstoord en kunnen symptomen ontstaan. Er is al veel onderzoek gedaan naar de dopaminerge afwijkingen bij de parkinsonismen, maar naar het afsterven van serotonineneuronen is minder onderzoek gedaan. De afwijkingen in serotonineneuronen zijn voor een deel de oorzaak van verschillende symptomen die niet met beweging te maken hebben: non-motorsymptomen. Dit zijn symptomen zoals lage bloeddruk bij snel opstaan en verstoorde temperatuurregulatie, maar ook neuropsychiatrische symptomen als angst en depressie.
Verschillen tussen parkinsonismen
In mijn promotieonderzoek heb ik gekeken naar de verschillen in dopamine- en serotonineneuronen tussen de parkinsonismen. Met een licht radioactief molecuul (een tracer, genaamd 123I-FP-CIT, ook bekend als DAT-scan) is het mogelijk met een nucleaire scan (SPECT-scan) te kijken of de dopamineneuronen bij een patiënt zijn aangetast. 123I-FP-CIT kan echter ook gebruikt worden om de serotonineneuronen te laten zien. Omdat we weten dat de serotonineneuronen bij de parkinsonismen ook aangetast zijn, wilden wij weten of deze informatie kan helpen om de duidelijkheid van zo’n nucleaire scan te verhogen.
Op andere manier aangedaan
We vergeleken scans van patiënten met de ziekte van Parkinson, dementie met Lewy lichaampjes, multisysteem atrofie en progressieve supranucleaire paralyse en we zagen dat een gebied in de hersenen bij deze verschillende parkinsonismen op een andere manier aangedaan is. Dit gebied, de hypothalamus, speelt onder andere een belangrijke rol bij de hormoonhuishouding, waarmee het invloed heeft op hoe het lichaam met de omgeving omgaat, bijvoorbeeld door temperatuur- en bloeddrukregulatie. De parkinsonismen die sneller en heviger verlopen hebben ook minder serotonineneuronen in de hypothalamus over. Hoewel we niet hebben gekeken naar de gevolgen die dit kan hebben voor deze patiënten, zou er als gevolg gedacht kunnen worden aan een toename van de non-motor symptomen bij deze patiënten. Naast dit verschil tussen parkinsonismen, hebben we ook gekeken naar de rol die het afsterven van de serotonineneuronen speelt bij het neuropsychiatrische non-motorsymptoom angst, iets dat veel voorkomt bij mensen met parkinsonismen. We zagen dat er een relatie was tussen angst en het afnemen van serotonineneuronen in een gebied in de hersenen dat belangrijk is voor het doorgeven van informatie: de thalamus.
Parkinsonismen uit elkaar houden
Met dit proefschrift heb ik kennis verkregen van de afwijkingen aan serotonineneuronen die patiënten met parkinsonismen hebben in verschillende hersengebieden. De informatie kan in de toekomst wellicht helpen om met de 123I-FP-CIT hersenscans beter in staat te zijn de verschillende parkinsonismen uit elkaar te houden. Hiermee kunnen we patiënten vroeger in de ziekte een duidelijkere diagnose geven en weten zij beter waar ze aan toe zijn. Ook zou het kunnen helpen om patiënten die met angstklachten te maken hebben beter te kunnen behandelen. Hier is nog wel nieuw onderzoek voor nodig dat kijkt naar hoe we deze informatie kunnen gebruiken om te onderscheiden welke patiënten het beste baat hebben bij welke soort medicatie tegen angstklachten.
De Parkinson Vereniging heeft financieel bijgedragen om het drukken van dit proefschrift mogelijk te maken.